E. van der Gijp Barendregt

Eliza van der Gijp Barendregt (1857 – 1942) was burgemeester van Oost- en West-Barendrecht van 1888 tot 1895.
Deze burgemeester kwam uit een invloedrijke Barendrechtse familie. Zo was rond 1793 Hendrik van der Gijp schout van Oost-Barendrecht.

In 1895 vroeg Van der Gijp Barendregt zelf om ontslag als burgemeester. Hij wilde meer tijd beschikbaar hebben voor het administratieve werk, dat hij naast zijn werk als burgemeester deed.

Na zijn burgemeesterschap werd hij wethouder van de gemeente Dordrecht, vervolgens rentmeester en van  1898 tot 1919 lid van Provinciale Staten van Zuid-Holland. Van der Gijp Barendregt verhuisde naar ’s-Gravenhage, waar hij in 1942 overleed.

Hoe heette deze burgemeester nou eigenlijk?

Bijzonder aan deze burgemeester was zijn voornaam: Eliza van der Gijp. Zijn achternaam was dus heel eenvoudig Barendregt.

De oorsprong van de bijzondere naam ligt bij zijn grootouders. Opa Gerrit Barendregt (1741 – 1818) was getrouwd met Elisabeth van der Gijp (1759  - 1831). Oma had geen broers die de familienaam Van der Gijp na haar dood konden voortzetten. Blijkbaar zat de familie daar nogal mee, want drie van haar kinderen noemden een zoon Eliza van der Gijp. Zo werd de naam Van der Gijp als voornaam voortgezet. De drie kleinkinderen overleden echter nog voordat oma zelf in 1831 stierf.

In 1846 trouwden twee kleinkinderen van Elisabeth van der Gijp met elkaar. Ze waren neef en nicht. Zij vernoemden hun vierde zoon in 1857 naar grootmoeder: Eliza van der Gijp. Deze Eliza van der Gijp Barendregt werd in 1888 burgemeester van het dorp.

De burgemeester tekende zijn brieven met de naam ‘E. v.d. Gijp Barendregt’. Hij leek dus een deftige achternaam te hebben: Van der Gijp Barendregt. Mogelijk was hij er zichzelf toen niet van bewust dat ‘Barendregt’ de eigenlijke achternaam was.
Aan de verwarring rond de voor- en achternamen werd een einde gemaakt door een naamsverandering aan te vragen bij de koningin. Aanleiding voor de naamsverandering was de geboorte van zijn zoon Jan Gerard in 1889 geweest.
Bij Koninklijk Besluit van 28 januari 1907 werd bepaald dat ‘Van der Gijp Barendregt’ voortaan de familienaam was. Maar toen was burgemeester Barendregt al geen burgemeester meer van Barendrecht.

Waar woonde burgemeester Van der Gijp Barendregt?

Eliza van der Gijp Barendregt werd geboren in boerderij Vrijenburg aan de Voordijk. Als burgemeester woonde hij aanvankelijk in Ridderkerk. Hij had toestemming gekregen om als burgemeester van Barendrecht buiten de gemeente te wonen.
In 1890 verhuisde Barendregt naar Barendrecht, waar hij in 1892 aan de Dorpsstraat 133 een mooi huis liet bouwen, het huis naast het gemeentehuis.
In 1896 verhuisde hij van Barendrecht naar Dordrecht. Zijn huis aan de Dorpsstraat deed hij pas in 1900 voor het bedrag van 6500 gulden (2955 euro) van de hand aan huisarts Frans van der Meulen. Sindsdien zijn op dit adres huisartsen gevestigd.
Van der Gijp Barendregt woonde weliswaar niet meer in Barendrecht, maar in 1908 blijkt hij eigenaar te zijn van Huis Carnisse aan de Voordijk 361. Het huis werd bewoond door een schoonzus van de oud-burgemeester.
In 1932 koopt hij zijn geboortehuis, boerderij Vrijenburg aan de Voordijk 464. De oud-burgemeester ging er echter niet wonen. Hij verhuurde de boerderij.

Hoe veranderde Barendrecht tijdens het burgemeesterschap van Van der Gijp Barendregt?

Brug
Op 1 november 1888 werd de Barendrechtse Brug geopend. Maar dat interesseerde de Barendrechters toen niet veel. Er maakten de eerste jaren ook maar weinig mensen van de brug gebruik. Dat zou veranderen toen tien jaar later een tramlijn over de brug werd aangelegd.

Kerk
In de tijd van burgemeester Van der Gijp Barendregt hadden conflicten tussen de kerken op mensen grote invloed. Soms vielen families door deze meningsverschillen uit elkaar. De gereformeerden (die in 1887 uit de Hervormde Kerk waren gestapt), kerkten tot 1890 in de Dorpskerk. In dat jaar kregen ze een eigen kerk aan de Singel. Voor het gebruik van de Dorpskerk moesten ze aan de hervormden drieduizend gulden (1363 euro) betalen. De Dorpskerk werd voortaan weer gebruikt door de Hervormde Gemeente.

De Gereformeerde Kerk aan de Singel is lang geleden gesloopt. Maar op de hoek van de Dorpsstraat en de Singel staat nog steeds de oude pastorie (woning van de dominee), die naast de kerk stond. Het witte huis is nu in gebruik bij drukkerij Liebeek.

Armoede
In de winter van 1890 waren in Barendrecht veel mensen werkloos. Burgemeester Van der Gijp Barendregt heeft toen gezorgd dat werklozen aan het werk werden gezet in de Zuidpolder. Daar lag aan ‘de Kil’ goed land, dat tot dan toe verwaarloosd was. We weten dat een jonge arbeider met dat werk 1 gulden (0,45 euro) per dag verdiende.

Meer bewijzen dat veel Barendrechters het in deze tijd niet gemakkelijk hadden, zijn te vinden in een onderzoek uit 1890. In dat jaar kreeg de minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid een rapport over de toestand van de landbouw in Nederland. Een commissie had van 1886 tot 1890 veel mensen ondervraagd. Ook burgemeester Van der Gijp Barendregt moest vragen beantwoorden over de toestand in zijn gemeente.

Uit de antwoorden van de burgemeester wordt duidelijk dat er in 1879, 1881 en 1882 mislukte oogsten zijn geweest. Ook waren de prijzen van vee en graan gedaald. Veel kleine (arme)  boeren hadden hoge schulden. Met de rijke boeren in Barendrecht ging het beter. Zij konden zich een rijpaard en één of twee rijtuigen veroorloven.

Kinderen van arbeiders gingen al op jonge leeftijd van school om te gaan werken. In de zomer (als er op de akkers veel te doen was) bleven arme kinderen vaak weg van school. De burgemeester noemde drie eigenschappen die hij aantrof bij de arme, ongeschoolde arbeiders: domheid, kortzichtigheid en onhandigheid.

De beste ‘wenschen’ voor 1893!

Over Barendrecht in de tijd van burgemeester Van der Gijp Barendregt komen we ook veel te weten uit een gedicht van nachtwaker C. de Groot. Het is in het Barendrecht van die tijd de gewoonte dat de nachtwaker aan het eind van het jaar een nieuwjaarswens laat drukken en die verkoopt aan de Barendrechters.

De Groot komt eind 1892 met een enorm gedicht dat twee dichtbedrukte vellen beslaat. Daarin komen veel (misschien wel alle) beroepen in het dorp aan bod. Ook heeft hij het over zaken als armoede en cholera.

Enkele fragmenten:

“Veel is weer in dit jaar geschiedt:
Te veel voor ons, om hier te noemen
Toch gaf het alle stof tot roemen
Daar ’t aan ons Land, den vrede liet;
Schoon alle volken van Europa
Geharnast staan ten strijd gereed
Geen oorlog bracht zijn smart en leed,
Wel kwam een vijand, stil, verborgen
Schoon hij geen wapens droeg, geen zwaard
Schoon hij ons dorp ook heeft gespaard,
Toch sloeg hij offers, voor en na,
‘t Was ’t vrees’lijk spook: de Cholera!

U, BURGEMEESTER dezer plaats,
Geluk dit jaar, moog niets U deeren,
Ik wensch U voorspoed in ’t regeeren,
Dat God U en al d’Uwen spaar!
WETHOUDERS en den ACHTBRENRAAD
Uw levenszon moog helder schijnen;
Den SECRETARIS met de zijnen
Wensch ik dat alles gunstig gaat.

Heil ook, ’t LIEFDADIG COMITÉ,
Op U is menig oog geslagen,
Gij lijdt zoo vaak met d’armen mee,
Gij wilt zoo menige zieke schragen:
Zoo velen die gij laafnis bracht;
Gij maakt veel armen, oud van dagen
Hun sombren levensavond zacht!

De RENTENIERS Gods gunst dit jaar!
LANDBOUWERS  ‘k wensch U al te gaar
Een flink gewas, een kostbaar koren;
Geen ziekte zij Uw vee beschoren.
Den VLASBOER  wensch ik bet’ren tijd,
Moog hunne industrie weer bloeien,
Een kost’lijk vlas dit jaar weer groeien,
Gods zegen zij hen weggeleid!

De HANDELAARS  in ’t voedzaam graan,
De BAKKERS zweetend aan den oven,
‘k Wensch u den zegen toe van Boven,
Breng ’t jaar U blijde dagen aan.
De KORENMOLENAAR veel zegen
Lach U dit jaar vol blijdschap tegen
Gods zegen zij ook U nabij,
Die ’t eerst fabriek hier op wou richten
Moog U een schoone toekomst lichten
Met uw STOOMOLIESLAGERIJ.

(Na nog een hele reeks dorpelingen het beste gewenst te hebben, komt de nachtwaker tenslotte aan zichzelf toe.)

‘k Geloof niet dat ‘k iemand heb vergeten,
’t Is dan ook voor de laatste keer
Ik slaa voor U de klap niet meer!
Niets toch mag hier bestendig heeten.
Want zie, een reeks van twalef jaren
Vol stormen, koude en gevaren
Heb ik als klapperman volbracht,
‘k Mocht al dien tijd van ijver blaken
Om voor Uw veiligheid te waken
In hagel, storm of duist’re nacht,
’t Mocht om mij buld’ren, loeien, kraken,
‘k Hield Burgers, steeds voor U de wacht!
Nogmaals voor ’t laatst dan “heil en zegen”
Roep ik uit vol gemoed U tegen,
U, Burgers, allen groot of klein!
God schenke ons dorp dit jaar den vrede,
Zoo is mijn laatste wensch, mijn bede:
Moog ’t Nieuwe jaar U gunstig zijn!

Uw Dienaar,
C. de Groot”

Wat had de burgemeester te maken met de stoomtram?

Na zijn ontslag als burgemeester in 1895 komen we Van der Gijp Barendregt in 1896 tegen in een commissie die de verkoop van grond voor de tramlijn van de RTM moet begeleiden. De commissie is al na een paar maanden overbodig, omdat alle grond is gekocht. De tramlijn tussen Rotterdam en Numansdorp (via de Barendrechtse Brug) werd in 1898 geopend.
Tegenwoordig ligt in Barendrecht op de plaats van de tramlijn het Provinciale Fietspad.

Het spoorwegongeluk van 1894

In de periode dat Barendregt burgemeester is, gebeurt er een ernstig ongeval op het spoor. Op 1 mei 1894 rijdt een sneltrein uit Parijs en Brussel bij station Barendrecht achterop een goederentrein.

“Deze sneltrein nu greep het achterste gedeelte van den aangereden trein en een geweldige botsing volgde. Juist was de wagen, waarmede de locomotief in aanraking kwam een petroleumtank, die op hetzelfde oogenblik in lichterlaaie stond”, staat in een krant te lezen. Helaas is het krantenknipsel beschadigd. Daardoor zijn gegevens over het ongeval verloren gegaan.

Zes wagons en een goederenwagen met petroleum branden uit. De machinist en de stoker raken ernstig gewond. Enkele passagiers worden licht gewond. Zij krijgen hulp van twee huisartsen uit Heerjansdam, een huisarts uit Barendrecht en een Rotterdamse arts die in de trein zit.
De brand wordt bestreden door twee handbrandspuiten uit Barendrecht en een spuit uit Heerjansdam.

Het ongeval trekt veel kijkers. De krant tekent enkele reacties op:
“Een boerenvrouwtje verzekerde ons dat haar vader altijd wel gezegd had: de spoortrein is uit den duivel, daar komt vandaag of morgen een eind aan…nu ziet u ‘t, d’r is een eind aan gekomen.”
“Een ander vertelde ons: We hadden gisteren een feestje, want mijn man was jarig; ik zeg zoo tegen Toosie, m’n oudste, schenk nog een Klare in dan kenne de menschen naar huis. We zullen klinken, daar hooren we opeens een vreeselijke klap. We dronken gauw ons glaasje uit en loopen naar buiten…”

bron

A.M. Overwater: ‘De familienaam Van der Gijp Barendregt’, in Contactblad nr. 18, Barendrecht maart 1984, p. 26-28;
A.M. Overwater: ‘Het Bestuur van Barendrecht 1811 – 2001’, Barendrecht 2001, p. 45;
De Schakel, 10 oktober 1959;
H. van Herwerden: ‘Ruim honderd jaar spoor in en om Barendrecht (2), in Contactblad 23, Barendrecht juni 1985, p. 9;
H. van Herwerden: ‘Voor de laatste maal: ruim honderd jaar spoor in en om Barendrecht’, in Contactblad 27, Barendrecht juni 1986, p. 17 – 19;
H. van Herwerden: ‘In gesprek met de heer Nootenboom (slot), in Contactblad 5, Barendrecht september 1980, p. 13;
Peter Pot: ‘De Barendrechtse brug’, ’s-Gravendeel 1988, p. 60;
J.E.J. Blinde: ‘De Nederlandse Hervormde Dorpskerk en haar omgeving’, in ‘Kleine Barendrechtse Historiën’, Barendrecht 1986, p. 21;
J.E.J. Blinde: ‘100 jaar Gereformeerde Kerk van Barendrecht’, Barendrecht 1987, p. 44 – 47;
Berend Schooljan: ‘Drie eeuwen boerenvoortvaring aan de Ziedewijdsedijk’, in Contactblad 89, Barendrecht maart 2002, p. 15;
Berend Schooljan: ‘Drie eeuwen boerenvoortvaring aan de Ziedewijdsedijk, de hoeve op nummer 63’, in Contactblad 96, Barendrecht december 2003, p. 12;
K. Brinkman: ‘De welvaart der landbouwers en de toestand der arbeiders in 1890 in Barendrecht’, in Contactblad 45, Barendrecht december 1990, p. 9 – 15;
P. Groenenboom: ‘Vrijenburg boerderij aan de Voordijk 464’, in Contactblad 73, Barendrecht december 1997, p. 16;
C. de Groot: ‘Heil en Zegenwensch’, Oost- en West-Barendrecht 1892, een kopie van het gedicht bevindt zich in het archief van de Historische Vereniging Barendrecht