H. Swank

Hendrik Swank (1812 – 1888) was burgemeester van 1855 tot zijn dood in 1888. Hij woonde in het huis Dorpsstraat 136, dat nog steeds bestaat.

Voordat Swank burgemeester werd, was hij korenmolenaar in Maassluis en gemeentesecretaris van Oud-Beijerland.

Hoe groot was Barendrecht in de tijd van burgemeester Swank?

In 1866 had Barendrecht 2721 inwoners. Het dorp telde ook 476 melkkoeien, 322 kalveren, 367 schapen, 109 geiten, 219 varkens, 2163 hoenders en 212 eenden.

Wat verdienden burgemeester Swank en zijn medewerkers?

In 1866 verdiende burgemeester Swank 600 gulden (273 euro) per jaar. Hij was ook secretaris van de gemeente. Daarvoor kreeg hij 470 gulden per jaar.

De gemeente had twee wethouders: Jan Leenheer en Arij Dekker. Voor hun werk kregen zij 45 gulden per jaar. Zij hadden nog een andere baan.

Gemeenteontvanger Teunis Elzerman verdiende 180 gulden per jaar. Hij was ook gemeentebode. Daarvoor kreeg hij 30 gulden per jaar.

Veldwachter Dirk Westerman verdiende 260 gulden per jaar.

Welke grote brand maakte burgemeester Swank mee?

De grootste boerderijbrand die Barendrecht ooit gekend heeft, vond plaats op vrijdag 1 mei 1860. Het vuur ontstond in een oude schoorsteen van de boerderij Hoeve Voorzorg van Leenheer aan de Dorpsstraat 228. De brand moet in de wijde omtrek te zien zijn geweest.

Het vuur sloeg over naar zeven huizen en huisjes aan de Dorpsstraat. De hele bebouwing tussen (tegenwoordig) het Provinciale Fietspad en de Christelijke Gereformeerde kerk stond in lichterlaaie.

Verzekeringen tegen brandschade bestonden in 1860 al. Maar niet iedereen had een verzekering afgesloten. Geen van de negen gebruikers van de panden had zijn huisraad tegen brand verzekerd. Voor één van de gebouwen was geen verzekering afgesloten, voor de rest wel. Dit weten we uit het rapport van de brandweer.

Hoe zag Barendrecht er uit in de tijd dat Swank burgemeester was?

Gemeentehuis
Toen Hendrik Swank burgemeester werd, had Barendrecht nog geen gemeentehuis. De gemeenteraad vergaderde in de herberg tegenover de Dorpskerk. Pas in 1882 werd aan de Dorpsstraat een woonhuis gekocht. Daar konden de vier medewerkers van de gemeente voortaan werken. Op de plaats van dit woonhuis werd later een echt raadhuis gebouwd. Het staat er nog, maar wordt sinds 1966 niet meer door de gemeente gebruikt.

Cholera
Barendrecht was in deze jaren niet altijd een vredig dorpje. Zo had burgemeester Swank in 1866 eerst te maken met een uitbraak van cholera, een gevreesde besmettelijke ziekte.
Daarom werd de kermis in september afgelast. Dat was zeer tot ongenoegen van de jongeren. Op 18 december van datzelfde jaar vond in en om de herberg bij de Dorpskerk een oproer plaats. Daarbij richtten jongeren veel vernielingen aan.

Begraafplaats
Sinds 1828 werden er geen mensen meer begraven in de Dorpskerk. Wel werd nog steeds het kerkhof rond de kerk gebruikt, dat erg dicht bij woonhuizen lag. In 1871 werd die begraafplaats gesloten en werd een nieuwe begraafplaats aan de 1e Barendrechtseweg geopend.

Spoorlijn
Swank was burgemeester in de tijd dat de spoorwegen in opkomst waren. Tussen 1865 en 1870 werd in Barendrecht grond gekocht voor de aanleg van de spoorlijn tussen Rotterdam en Dordrecht. In 1872 kreeg Barendrecht een station. Aanvankelijk reed de trein niet verder dan Rotterdam-Feijenoord. Pas in 1877 was de spoorlijn naar het centrum van Rotterdam klaar. Daardoor kreeg het eiland IJsselmonde veel betere verbindingen met de rest van het land en zelfs met het buitenland.

Brug
Tijdens de laatste jaren dat Swank burgemeester was, werd er veel gesproken over de bouw van een brug tussen Barendrecht en de Hoeksche Waard. Deze Barendrechtse Brug werd geopend op 1 november 1888, maar toen was burgemeester Swank al overleden. Hij stierf op 25 maart 1888.

Kerk
De Dorpskerk werd in 1885 uitgebreid. Dat was hard nodig, want predikant F. Fortuin, die sinds 1884 in de kerk preekte, trok wel zeven- tot achthonderd kerkgangers. En dat terwijl er in de kerk maar vierhonderd zitplaatsen waren.

Kort voor het einde van zijn burgemeesterschap (en van zijn leven), maakte burgemeester Swank in Barendrecht de Doleantie mee. Het was een splitsing in de Hervormde Kerk die ook in de Barendrechtse Dorpskerk grote gevolgen had.
De Doleantie startte op 16 februari 1886 in Amsterdam, waar een kerkenraad brak met de Nederlandsche Hervormde Kerk. In Barendrecht gebeurde dat op 29 januari 1887. Deze breuk werd gesteund door 411 leden van de Dorpskerk-gemeente en de populaire dominee Fortuin. Ze noemden zich nu Nederduitsche Gereformeerde Kerk (later afgekort tot ‘Gereformeerde Kerk’)
Een jaar later lieten 102 leden weten hervormd te willen blijven. Ook burgemeester Swank hoorde bij die groep. Maar het grootste deel van de Barendrechtse kerkgangers was voortaan gereformeerd. En zo zou het tot ver in de twintigste eeuw blijven.
De Dorpskerk werd in 1887 een gereformeerde kerk. De hervormden hielden hun kerkdiensten in de herberg tegenover de kerk. Later zou dat veranderen.
Zowel de Gereformeerde Kerk als de Hervormde wijkgemeente bestaan nog in Barendrecht. Ze werken tegenwoordig samen als Protestantse Kerk in Nederland (PKN).

Emigranten
Tijdens het burgemeesterschap van Swank emigreerden er mensen naar de Verenigde Staten. Zo emigreerden rond 1869 tien gezinnen naar Noord-Amerika. Daaronder bevond zich het gezin van Krijn Dorsman. In zijn schuur aan de Dorpsstraat hielden de ‘afgescheidenen’ hun kerkdiensten. Zij volgden geloofsgenoten die zich al eerder in Noord-Amerika hadden gevestigd.
Voor het kleine Barendrecht moet het emigreren van tien gezinnen een hele gebeurtenis zijn geweest. Bedenk daarbij dat een reis naar Amerika toen een nog veel grotere onderneming was dan tegenwoordig.

Ook is bekend dat van de familie Huijser de broers Frans (1884) Aart (1885) en halfbroer Marius (ook in 1885) en hun oom Hendrik (1851), emigreerden. In de tientallen jaren daarna zouden nog meer Barendrechters hun voorbeeld volgen.
In 1886 besloot de in Barendrecht achtergebleven broer Hendrik Huijser om een bezoek te brengen aan Frans Huijser in Pella, Iowa. In 1894 ondernam hij de reis nog een keer.  In die tijd een opmerkelijk (en duur!) initiatief. Hendrik Huijser was dan ook een welvarende Barendrechter. Hij was onder meer lid van de gemeenteraad  en ambtenaar van de Burgerlijke Stand. Hij sprak vermoedelijk geen woord Engels.

Hoe zag een niet-Barendrechter het dorp Barendrecht in de tijd van burgemeester Swank?

Dominee M.J. Adriani was van 1881 tot 1883 predikant van de Dorpskerk. Het was de tijd kort voor de Doleantie (zie ‘Hoe veranderde Barendrecht in de tijd dat Swank burgemeester was?’), dus er moeten in die tijd nogal wat spanningen zijn geweest in de kerk.
In 1884 schreef Adriani een beschrijving van Barendrecht in het landelijk kerkblad De Hervorming. Enkele fragmenten:

“Lieflijk was de indruk die het dorp maakte. Fier verhieven zich de bomen aan de brede dijken, en de hier en daar voor de boerenplaatsen aangelegde tuinen verhoogden de indruk die het geheel maakte, de uitwendige verschijning getuigde van welvaart.
In de zomer kan men het lieflijke, nederige vlasbloempje zien schitteren in de ochtendzon, dan wiegelde het goudgele graan (…). Men zag de herder met zijn schapen trekken langs de brede wegen. Wie naar natuurschoon zocht vond zich hier niet teleurgesteld.”
“Met deernis moest men de talrijke arbeidersbevolking aanzien die door ingespannen arbeid, in zomer en in winter beide, slechts een schamel stukje brood kon winnen.”
“Men had hier zo zijn eigenaardige opvattingen en kantte zich met de meest mogelijke kracht tegen al wat afweek van het eenmaal bestaande.”
“In burgerlijke en kerkelijke zaken kwam dit zeer sterk aan het licht. Dat men hier orthodox was spreekt vanzelf. En men was dit op de meest vormelijke wijze. Met vuur en zuchten beurtelings sprak men over de kerk en de leer, en die lage stand van ontwikkeling bracht geheel en al met zich, dat de meest koppige en hardnekkige strijd werd gevoerd, zonder dat men een onderzoek duldde.”

Oproer in ‘Diggels’

De herberg aan de Dorpsstraat, waar ook het gemeentebestuur vergaderde, is in 1866 het toneel van een heuse rel. Hoofdrolspelers: jonge landarbeiders en de plaatselijke ‘letterlievende vereniging Tollens’.

De rel vindt plaats op zondag 18 december 1866. Rond de herberg is het ’s avonds druk met jongeren die naar het dorp zijn gekomen. Het zijn boerenarbeiders en ‘zwingelaars’ (arbeiders uit de vlasserij). Op deze winteravond is het buiten donker en koud, dus de jongeren willen in de herberg iets drinken.

De herberg is deze zondagavond open. Binnen heeft herbergier Bastiaan van den Berg de lantaarns aangestoken en de kachel opgestookt. Maar, de jongeren mogen niet naar binnen.

Deze avond zijn de twee zalen van de herberg verhuurd aan de ‘letterlievende vereniging Tollens’. Deze gaat een avond lezen en zingen. De avond is alleen toegankelijk voor ‘letterlievende’ mensen die lid zijn van de vereniging. Geen plaats dus voor boerenknechts en zwingelaars.

Terwijl in de herberg de leden van Tollens een gezellige avond beleven, staat voor de deur van de herberg een steeds groter wordende groep ontevreden jongeren. Ze kunnen in de paardenstal achter de herberg iets te drinken krijgen, maar daar zijn ze niet tevreden mee.

Het is trouwens niet de eerste keer dat ze worden teleurgesteld. In het najaar is de kermis niet doorgegaan. Nu is voor hen ook nog de herberg dicht.

De onvrede komt tot een uitbarsting als er een steen door de ruit van de herberg wordt gegooid. Daarna vliegen er nog veel meer stenen door de lucht. Alle ruiten van de herberg gaan aan diggels.

Veldwachter Westerman en dominee Van Gulpen proberen de jongeren tot bedaren te brengen. Maar ze staan machteloos.

De jongeren hebben een polderboom gehaald. Dat is een lange balk waarmee je hooi op een wagen bijeen kunt houden. Met de polderboom rammen ze de deur van de herberg in. Binnen slaan ze de stoelen en tafels kort en klein. De brandende kachel wordt opgepakt en in de kerksloot gegooid. Als de jongeren later op de avond naar huis gaan, laten ze een ravage achter.

Burgemeester Hendrik Swank komt naar de herberg en schrijft verklaringen op van getuigen. Dat leidt tot 14 verdachten, hoewel er veel meer relschoppers geweest zijn. De burgemeester vraagt direct hulp van het leger en de rijksveldwacht in Dordrecht.

Intussen neemt herbergier Bastiaan van den Berg de schade op. Vernield zijn 112 ruiten (formaat 50 bij 60), 11 ruiten (formaat 25 bij 25) een spiegel, het wapen van [ambachtsheer] Mijnheer De Kat, 35 stoelen, het dak van de oven, 1 tafel, 1 kachel, 7 grote stalgordijnen, 7 grote overgordijnen, 7 stel ‘ramen in ’t hout’ [schuiframen], 1 deurkozijn, 1 pomplamp en 6 ijzeren gordijnroeden.

Op maandagochtend verschijnt een afdeling soldaten in het dorp. Het zijn zo’n dertig pontonniers, de bruggenbouwers van het leger. Ze komen uit Dordrecht. Uit die stad zijn ook enkele rijksveldwachters naar het dorp gekomen.

De pontonniers en de veldwachters halen de 14 verdachten van huis op en slaan ze in de handboeien. Het zijn:

Arij Boudestein (26), Arij van der Ven (22), Hendrik Vogelaar (20), Appolonius Visser (24), Teunis Stok (19), Teunis van der Ven (24), Benjamin Sterkman (23), Hendrik den Otter (26), Cornelis van der Jagt Arijszoon (19), Arij van der Jagt Arijszoon (23), Jan van der Spoel (17), Pieter van Driel (20), Willem Visser Leendertszoon (23) en Wouter van der Linden (17).

De veertien jongeren moeten lopen naar het Huis van Arrest in Dordrecht. Van daaruit worden ze overgebracht naar de strafgevangenis in Hoorn. De straffen die ze krijgen zijn zwaar: ze liggen tussen 78 dagen voorarrest en twee en een half jaar gevangenisstraf.

Van hun verhoor wordt later in Barendrecht verteld dat ze allemaal ontkennen de brandende kachel in de sloot gesmeten te hebben. “Laat de binnenkant van jullie handen maar eens zien”, vraagt de officier van justitie daarop. De brandblaren vertellen wie met de hete kachel hebben gesjouwd.

Luisteren: Oproer in Barendrecht

In het radioprogramma Middag aan de Maas van RTV Rijnmond, uitgezonden op 8 juli 2015, vertelt Arco van der Lee over het oproer in Barendrecht.

Uitzending Radio Rijnmond 8 juli 2015

bron

A.M. Overwater: ‘Het Bestuur van Barendrecht 1811 – 2001’, Barendrecht 2001, p. 71;
A.M. Overwater: ‘Memorieteksten in en om de Dorpskerk van Barendrecht’, Barendrecht 1987, p. 82, 86;
De Schakel, 10 oktober 1959;
 ‘Burger dit is uw huis’, brochure van de gemeente Barendrecht, augustus 2003, p. 10;
H. van Herwerden: ‘Ruim honderd jaar spoor in en om Barendrecht’, in Contactblad 23, Barendrecht juni 1985, p. 8, 9;
L. van der Jagt: ‘Oproer in Barendrecht’, in De Schakel, 9 december 1966;
Knipselarchief Historische Vereniging Barendrecht: map burgemeesters/algemeen en burgemeestersmap H. Swank;
H. van Herwerden: ‘Over kerkscheiding te Barendrecht en een oud kerkraam’, in Contactblad 29, Barendrecht december 1986, p. 22;
J.E.J.Blinde: ‘100 jaar Gereformeerde Kerk van Barendrecht’, Barendrecht 1987, p. 30, 31, 41, 42;
J.E.J. Blinde: ‘De Nederlandse Hervormde Dorpskerk en haar omgeving’,  in Kleine Barendrechtse Historiën, Barendrecht 1986, p. 10, 20, 21;
Ds. M.J. Adriani, geciteerd in J.E.J. Blinde: ‘De Nederlandse Hervormde Dorpskerk en haar omgeving’, in Kleine Barendrechtse Historiën, Barendrecht 1986, p. 19;
P. Groenenboom: ‘De grote brand van 1860’, in Contactblad 66, Barendrecht maart 1996, p. 6 - 11;
H. Oldenhof: ‘Branden binnen de gemeente Oost- en West-Barendrecht van 1845 tot en met 1901’, in Contactblad 47, Barendrecht juni 1991, p. 24, 25;
Ir. J.A. van der Giessen: ‘Wie verre reizen doet kan veel verhalen’, in Contactblad 106, juni 2006, p. 2 –4;
H. van Herwerden: ‘Honderdste verjaardag Gereformeerde Kerk van Barendrecht’, in Contactblad 32, Barendrecht september 1987, p. 5;
‘Oproer in Barendrecht’, in De Schakel, Barendrecht 9 december 1966;
knipselarchief Historische Vereniging Barendrecht: map burgemeesters/algemeen;
L. van der Jagt: ’18 december 1866: oproer in Barendrecht’, in Contactblad 32, Barendrecht september 1987, p. 15 – 17;
H. van Herwerden: ’18 december 1866: oproer in Barendrecht (II)’, in Contactblad 33, Barendrecht december 1987, p. 15 – 17, hierin worden berichten afgedrukt die op 20 december in de Nieuwe Rotterdamsche Courant en de Rotterdamsche Courant stonden