Bestuur » De Riederwaard » De hoofdrolspelers » De ambachtsheer

De ambachtsheer

De streek rond het dorp Barendrecht was verdeeld in ‘ambachten’of ‘heerlijkheden’. Een ambacht werd door een ambachtsheer (of ambachtsvrouw) in leen ontvangen van de graaf van Holland.

Het ambacht ging over van vader op zoon (of dochter). Het ambt of beroep van ambachtsheer kon ook worden verkocht. Een ambachtsheer was bestuurder namens de graaf.

Na het overstromen van de Riederwaard in 1373-1375 kregen de ambachtsheren van graaf Albrecht van Beieren (die toen ook graaf van Holland was) opdracht om het land opnieuw te bedijken.

Het bleef immers hun ambacht, ook al stond het land onder water.

Hoeveel ambachtsheren waren er?

Oorspronkelijk waren Oost-Barendrecht, West-Barendrecht en Carnisse drie afzonderlijke ambachten. Er waren dus ook drie ambachtsheren.

In 1736 werd de ambachtsheer van West-Barendrecht, Diederik van Leiden, ook ambachtsheer van Carnisse.

Bijna honderd jaar eerder hadden twee van de drie ambachten ook een tijdlang dezelfde ambachtsheer. Abraham van Beveren, de ambachtsheer van Oost-Barendrecht, kocht in 1643 West-Barendrecht erbij van de familie van Frederik Wilhelm van Bronkhorst.

In 1844 kwamen de drie ambachten in het bezit van één persoon, Jacob van der Dussen.

Wat had een ambachtsheer voor macht?

Wie een ambachtsheerlijkheid bezat, had veel te vertellen. Het ambacht was het rechtsgebied van de ambachtsheer. Hij bestuurde het en had ‘heerlijke rechten’. Daaronder vielen de rechtspraak in eenvoudige zaken en het recht op een deel van de inkomsten daaruit. Daarnaast bezat hij ook het recht op een deel van de opbrengst van de akkerbouw, veelteelt en visserij.

Na 1510 mocht in Barendrecht de ambachtsheer de pastoor van de Dorpskerk aanstellen. Toen in 1510 de bouw van de Dorpskerk begon, stond de abt van de Sint-Paulusabdij in Utrecht het recht om de pastoor te benoemen af aan de ambachtsvrouwe.

Na de hervorming stelde de ambachtsheer de dominee aan. Bovendien mocht de ambachtsheer de schout, de chirurgijn (een soort dokter)  en polderbestuurders benoemen. Een deel van de opbrengst van akkerbouw, veeteelt en visserij was ook toen voor hem.

Nadat de Fransen in Nederland kwamen, werden deze rechten in 1798 afgeschaft. Na het vertrek van de Fransen kregen de ambachtsheren een deel van hun invloed terug. Na 1848 hadden ze vrijwel niets meer te vertellen.

Welke namen herinneren aan de ambachtsheren?

In de plaatsnamen Heerjansdam en Hendrik-Ido-Ambacht is dit verleden nog terug te vinden. De dam van heer Jan. Hendrik-Ido had een ambacht. 
In de Barendrechtse wijk Molenvliet zijn straten vernoemd naar ambachtsheren.

bron

A.M. Overwater: ‘Straatnamen in Molenvliet’, in Contactblad 8e jaargang nr. 29, p. 8- 11, Barendrecht 1986;
Carin Houbolt en Sandra van den Heuvel: ‘Barendrecht tussen ongeveer 1200 en 1650’, profielwerkstuk scholengemeenschap Calvijn, Barendrecht 2003, p. 26, 34