De baljuw

De graaf had in deze regio een plaatsvervanger: de baljuw van Zuid-Holland. Met Zuid-Holland bedoelde men in de tijd van de Riederwaard de stad Dordrecht en ruime omgeving. De baljuw sprak namens de graaf recht in Dordrecht.

De baljuw moest ervoor zorgen dat beslissingen van de graaf werden uitgevoerd. Ook  had hij invloed op de benoeming van een schout.

Meer weten over de baljuw?

De doodstraf op de boerderij

Een voorbeeld van een zaak waarin de baljuw van Zuid-Holland recht sprak. De zaak dateert uit de negentiende eeuw, toen de graaf van Holland al lang geen rol meer speelde. Er was echter nog steeds een baljuw.

De doodstraf op de boerderij

Langs sportpark De Bongerd in Barendrecht loopt de Dierensteinweg. De weg is vernoemd naar boerderij Dierenstein, die tot 1980 op de plaats stond waar nu de oprit naar de A15 richting Gorinchem te vinden is. Voor de bouw van deze oprit werd de boerderij gesloopt.
 
Boerderij Dierenstein had de bijnaam ‘De Rooverstee’. Een vreemde naam, waarvoor twee heel verschillende verklaringen zijn.

De meest waarschijnlijke verklaring is, dat Cornelis de Roovere de boerderij heeft gesticht. De andere verklaring voor de bijnaam heeft alles te maken met de doodstraf.

Een bende gemaskerde rovers overviel op 3 september 1845 midden in de nacht de boerderij van Cornelis van der Waal aan de Lagendijk in Ridderkerk. De boer werd beroofd en daarbij in zijn borst en arm gestoken. Cornelis overleefde de overval, maar moest wel twintig dagen in bed blijven.

Eén van de rovers werd ondanks zijn vermomming herkend door het dienstmeisje van de boer. Het was een vroegere knecht. Blijkbaar had hij de bende verteld dat er op de boerderij wat te halen was.

Dankzij het dienstmeisje werden de vier rovers opgepakt. Het bleken mannen uit Werkendam te zijn, leden van de beruchte roversbende van Aai Bot. Die bende telde in totaal wel zestig man.

Voor de rechter was het van groot belang dat de vier mannen al eens eerder waren veroordeeld. Hij wilde een voorbeeld stellen. Op 30 mei 1846 veroordeelde hij ze tot de dood.

Op 30 december 1846 moest het vonnis voltrokken worden op het stadhuisplein van Dordrecht. Daar zouden ze worden opgehangen. Op het laatste moment werd besloten om de vier mannen toch gratie te verlenen. Ze leken gered….

Het liep echter slecht af voor de vier rovers. In Dordrecht liepen de klokken niet gelijk. Bovendien moest het bericht van de gratie worden overgebracht van de gerechtsdienaars naar de beul. Toen het bericht het stadhuisplein bereikte, was het al te laat.

De tragische dood van de vier mannen maakte veel indruk. In Barendrecht deed een rijmpje de ronde:

‘Werkendam,
o Werkendam,
neem daar een spiegel an’

In Dordrecht werd een gedicht met tien coupletten verspreid over deze zaak. Ieder couplet eindigde met:

‘Ach vrienden, wie gij ook mag wezen,
die thans hier in het ronde staan,
wilt dit droevig verhaal eens lezen,
en spiegelt u aan dit geval.
Laat u toch nooit door het kwaad bekoren.
Ziet aan deez’menschen een spiegel klaar.
Eer en leven hebben zij verloren.
Zij moesten sterven in het openbaar.’

Merkwaardig genoeg dachten veel mensen dat de baljuw de vier rovers had laten ophangen aan de balken in de schuur van boerderij Dierenstein in Barendrecht. Daarom werd die boerderij De Rooverstee genoemd.

De terechtstelling van de mannen zal extra veel indruk gemaakt hebben, omdat het de laatste misdadigers waren die in Dordrecht ter dood werden gebracht.

Luisteren: De Rooverstee in Barendrecht

In het radioprogramma Middag aan de Maas van RTV Rijnmond, uitgezonden op 28 december 2016, vertelt Arco van der Lee over de Rooverestee in Barendrecht.

Uitzending Radio Rijnmond 28 december 2016

Werd elke overtreding door de baljuw behandeld?

Nee, hij sprak alleen recht bij ernstige misdrijven. Daarvoor konden mensen zelfs de doodstraf krijgen. Eenvoudige zaken werden door de schout in de dorpen afgehandeld.

Wie voerde het doodvonnis uit?

Voor het uitvoeren van een doodvonnis had de baljuw een beul in dienst. De beul voerde de doodvonnissen uit op de markt van Dordrecht. De lijken werden daarna opgehangen aan de overkant van de rivier, bij Zwijndrecht.

Waar stonden de galgen?

Nadat een misdadiger in Dordrecht was gedood, werd zijn lichaam met een roeiboot naar Zwijndrecht gebracht. Daar stonden twee galgen. Het lichaam werd met een ketting onder de armen door aan de galg opgehangen.

De galgen waren goed zichtbaar voor het nieuwsgierige publiek in Dordrecht. De wind waait hier meestal uit het zuidwesten. De stank van de rottende lijken waaide dus meestal niet naar de stad Dordrecht.

De Stadsgalg werd gebruikt door de stad Dordrecht. Deze stond in de buurt van de tegenwoordige driesprong van de rivieren Oude Maas, Noord en Merwede. De plaats waar de galg stond is in 1966 afgegraven om de scheepvaart meer ruimte te geven

De tweede galg was de Baljuwsgalg. Deze galg was van belang voor Barendrecht, omdat ze werd gebruikt door de baljuw van Zuid-Holland. Deze galg stond op een plaats die nog steeds Galgenplaat heet.

Na de bezetting van Nederland door Frankrijk (1795) werden de galgen weggehaald. Na het vertrek van de Fransen in 1813, keerden de twee galgen terug. In 1846 werden in Zwijndrecht voor het laatst lichamen van ter dood veroordeelden opgehangen. Het waren mannen die in Ridderkerk een boerderij aan de Lagendijk hadden overvallen. Vreemd genoeg dachten veel mensen dat ze waren opgehangen in boerderij de Rooverstee in Barendrecht.

In 1850 verdwenen de galgen. Nu definitief.

Welke uitdrukkingen herinneren nog aan de middeleeuwse rechtspraak?

De vierschaar spannen - iemand voor het gerecht dagen.

Deze uitdrukking verwijst naar de middeleeuwse manier van recht spreken. Er werden vier banken bijeen gezet. Het ‘spannen’ wijst op een omheining met touwen, die het publiek op afstand moest houden

Voor galg en rad opgroeien - iemand kiest al snel voor het slechte pad.

Misdadigers liepen in de Middeleeuwen kans op de doodstraf. Dat kon door ophanging (de galg) of door radbraken (het rad). In het laatste geval werd de veroordeelde op een rad gebonden en werden zijn botten kapot geslagen.

Geradbraakt zijn - erg moe zijn.

Het radbraken was een straf, waarbij de veroordeelde werd vastgebonden op een rad en zijn ledematen met een hamer werden gebroken.

Iemand het vuur na aan de schenen leggen - iemand door pijn tot een bekentenis dwingen of het iemand heel moeilijk maken.

Deze uitdrukking verwijst naar de angst om op de brandstapel terecht te komen.

Iemand op de pijnbank leggen - iemand lastige vragen stellen.

Als een verdachte niet meewerkte, wilde de pijnbank wel eens helpen om hem te laten bekennen. Hij werd dan aan handen en voeten vastgebonden en steeds verder uitgerekt.

Gewogen, maar te licht bevonden - ergens niet geschikt voor zijn.

In de Middeleeuwen werden mensen die van hekserij werden verdacht, gewogen op een heksenwaag. Wie ‘te licht werd bevonden’, zou schuldig zijn.

Onthand zijn - hulpmiddelen tekortkomen om een taak te kunnen vervullen.

Het afhakken van een hand was een straf voor diefstal.

Het loopt met een sisser af - de gevolgen zijn minder erg dan werd gevreesd.

De straf werd kwijtgescholden, maar de gestrafte kreeg wel een brandmerk. En reken maar dat het siste!

Voor het blok gezet zijn – in een situatie terechtgekomen zijn waarin men geen keus meer heeft.

De veroordeelde werd met armen en benen (en soms ook met de nek) vastgeklemd. Hij kon zich nauwelijks meer bewegen.

bron

P. Groenenboom: ‘Boerderij De Rooverstee of Dierenstein’, in Contactblad 84, Barendrecht, september 2000 p. 5 – 11;
‘De laatste doodstraf in Dordrecht’, de site is een onderdeel van http://www.oud-dordrecht.nl/, een website van Jaap Bouman, Dordrecht. Geraadpleegd op 8 maart 2007. Terwijl Groenenboom vermeldt dat de vier mannen (te laat) gratie kregen, schrijft Bouman dat er één (op tijd) gratie kreeg. In plaats van opgehangen, werd hij gegeseld en gebrandmerkt. Aan de gevolgen daarvan overleed hij twee maanden later in de gevangenis. Zo sterven in beide bronnen vier veroordeelden, maar niet op gelijke wijze;
Inlichtingen van P. Groenenboom op 20 maart 2007 over de locatie van de boerderij;
Thimo de Nijs en Eelco Beukers (red.); ‘Geschiedenis van Holland’, deel 1,  Hilversum 2002, p. 79, 80;
Carin Houbolt en Sandra van den Heuvel: ‘Barendrecht tussen ongeveer 1200 en 1650’, profielwerkstuk scholengemeenschap Calvijn, Barendrecht 2003, p. 4, 5;
‘Svindrecht…Zwijndrecht Historie van bijna 1000 jaar’, Zwijndrecht 1984, p. 26;
M. de Boer, M. Hansen en H. ’t Jong: ‘Parkgids Themapark Archeon’, Alphen aan den Rijn 2003, p. 34;
aantekeningen Corrie Ratsma, van teksten in het Noordbrabants Museum te Den Bosch, mei 2006