De graaf

De graaf was de vertegenwoordiger van de Duitse keizer in Holland. De titel werd van vader op zoon (en na 1203 ook wel op dochter) doorgegeven. Als er geen opvolger was, besliste de keizer wie de volgende graaf van Holland werd.

De graaf verdiende zijn geld met zijn landerijen, door het heffen van tol en door het innen van belasting (een ‘bede’, werd dat soms genoemd). Ook liet hij zich betalen voor een voorrecht (‘privilege’). Zo had de nieuwe graaf Jan II in 1299 behoefte aan steun van de stad Dordrecht. In ruil voor het steunen van de nieuwe graaf, kreeg Dordrecht van Jan II het stapelrecht. Goederen die over de Lek of de Merwede werden vervoerd, moesten in Dordrecht te koop worden aangeboden.

Zo werd Dordrecht de belangrijkste stad van deze streek. De graven bezaten er een huis in de Gravenstraat. Met hun rondtrekkend hof verbleven zij hier af en toe. Daarom zijn veel oorkonden die voor Barendrecht van belang zijn, in Dordrecht geschreven.

In 1428 werd hertog Philips van Bourgondië ook graaf van Holland. Hij en zijn opvolgers regeerden ook over Brabant en Vlaanderen. Philips probeerde van zijn gebied één staat te maken met een centraal gezag. Zijn rondreizende hof bezocht Holland echter maar zelden. De hertog werd ook wel Philips de Goede genoemd.

Waarom werd graaf Floris V vermoord?

Een belangrijke graaf was Floris V. Hij gaf voor 18 februari 1264 (de dag dat er werd aangekondigd dat er in Barendrecht een kerk komt) de ambachten West- en Oost-Barendrecht in leen aan Nicholaes van Barendrecht en Dirk van Riede.

Floris V bepaalde ook dat de Riederwaard een heemraadschap (waterschap) werd. Ook zorgde hij voor een betere organisatie van het graafschap. Hij verdeelde het graafschap in baljuwschappen.

De adel raakte een deel van haar vrijheid en macht kwijt omdat ze zich moest houden aan de regels van de graaf. Omdat de graaf volgens hen te machtig werd, was een deel van de adel ontevreden. Enkele edelen namen in 1296 de graaf gevangen. Toen aanhangers van Floris V hem probeerden te bevrijden, werd hij gedood.

Bemoeiden de graven zich met de Riederwaard?

Zo nu en dan bemoeide de graaf zich met de Riederwaard, de polder die hier tot 1375 bestond. Zo werd de Riederwaard voor het eerst genoemd in een acte uit 1214. Daarin stond dat graaf Willem I jaarlijks 500 Hollandse ponden zou schenken aan Machteld van Brabant vanaf de dag van haar huwelijk met zijn zoon Floris.

Die 500 Hollandse ponden kwamen uit de inkomsten die de graaf had uit een aantal gebieden, waaronder de Riederwaard.

Graaf Willem III had vanaf 1316 een huis in het centrum van het stadje Rotterdam. Hij had ook een huis in de Gravenstraat te Dordrecht. Willem III is voor Barendrecht en omgeving van belang, omdat hij een rol speelde bij het afdammen van de Waal bij Heerjansdam en Oostendam. Hij had de bijnaam Willem de Goede

Waarom is vooral graaf Willem III voor Barendrecht en omgeving van belang geweest?

Na overstromingen in 1322 bleef de Zwijndrechtse Waard een tijd onbedijkt. In 1331 gaf graaf Willem III opdracht aan enkele edelen om te zorgen voor de bedijking van het land. Onder die edelen bevonden zich twee Barendrechtse ambachtsheren: Daniel van der Merwede en Jan Gilliszoon Oem. Het lukte echter niet om de Zwijndrechtse Waard opnieuw te bedijken. Het bleek te veel geld te kosten.

Graaf Willem III beloofde toen dat degenen die het land konden laten bedijken, ambachtsheer mochten worden. Dat hielp.

Willem III begreep ook dat het afdammen van de Waal bij Heerjansdam en Oostendam goed was voor de veiligheid. Om diezelfde reden liet hij ook dammen in de Devel aanleggen. Toen de dammen klaar waren, kon het water bij storm niet meer in de Waal en de Devel opgestuwd worden. Het opgestuwde water had nogal eens voor overstromingen gezorgd.

Door de dammen in de Waal werd de ringdijk om de Zwijndrechtse Waard verbonden met die om de Riederwaard. Het hele gebied leek zo in 1334 beveiligd tegen overstromingen. Maar in Carnisse was de dijk van de Riederwaard er slecht aan toe. Ook daar bemoeide graaf Willem III zich regelmatig mee, maar blijkbaar met minder resultaat.

De Zwijndrechtse Waard is na het ingrijpen van Willem III nooit meer langdurig overstroomd geweest. De Riederwaard verdronk wel voor lange tijd.

Waren er ook gravinnen?

Dat vrouwen gravin van Holland konden worden, bleek toen in 1417 de 15-jarige Jacoba van Beieren gravin werd, nadat haar vader was overleden. Jacoba’s macht werd niet door iedereen aanvaard, wat een machtsstrijd tot gevolg had. Ze moest in 1428 zelfs haar macht overdragen aan haar neef Philips de Goede, hertog van Bourgondië.

Had Jacoba van Beieren ook invloed in de Riederwaard?

Gravin Jacoba van Beieren beloonde in 1418 de zoon van een omgekomen trouwe dienaar. Ze beloofde hem de schuld van zijn vader te helpen aflossen. Daarvoor zou ze ook haar inkomsten in de Riederwaard gebruiken. De omgekomen dienaar had haar gesteund in de strijd tegen haar oom Jan van Beieren, die zelf graaf wilde worden.

In 1419 pleegde zelfs Jacoba’s eigen man, Jan van Brabant, verraad. Hij schreef onder meer: ‘aan allen, die gezeten zijn in de dorpen van het baljuwschap van Zuut-Hollant’ (onze streek dus) dat zij voortaan hertog Johan van Beyeren (zijn aangetrouwde oom) moesten erkennen als heer.

Jacoba liet het huwelijk met Jan van Brabant in 1421 nietig verklaren. Ook haar nieuwe Engelse echtgenoot verdedigde haar belangen niet. Hij ging rond 1424 weer naar zijn land terug.

Ondertussen was de Riederwaard in 1421 opnieuw getroffen door een grote overstroming: de Sint Elisabethsvloed. Stukjes dijk die vroegere overstromingen hadden doorstaan, werden nu alsnog verzwolgen door het water.

Jan van Beieren riep de mensen die rechten hadden in de verdronken Riederwaard bijeen. Hij beval ze ‘voor hem en zijn raad (=raadgevers) te verschijnen om op zich te nemen het bedijken van dit land’.

Jan van Beieren stierf in 1425. Hij was vergiftigd. Na zijn dood bestreed neef Philips van Bourgondië Jacoba. In 1428 moest ze hem als haar erfgenaam erkennen. Zo werd Philips van Bourgondië ook graaf van Holland.

Hoe stond het er intussen voor met de Riederwaard? Jan van Beieren had immers bevolen dat de dijken hersteld moesten worden. Oud-Reijerwaard (de omgeving van Ridderkerk) was in 1404 en 1405 weer bedijkt. Pas in 1442 werd begonnen met de bedijking van de polder Nieuw-Reijerwaard.

bron

Prof. Dr. F.W.N. Hugenholtz: ‘Floris V – Vermoord en getekend’, Nieuwkoop 1977, p. 24 -31;
Carin Houbolt en Sandra van den Heuvel: ‘Barendrecht tussen ongeveer 1200 en 1650’, profielwerkstuk scholengemeenschap Calvijn, Barendrecht 2003, p. 4, 5, 9;
Chronologisch digitaal overzicht Corrie Ratsma;
Petra J.E.M. van Dam; ‘Schijven en beuken balken’, in ‘Ingelanden als uitbaters’, Barendrecht 2003, p. 13, 17;
Leendert J. Pons: ‘Passen en meten’, in ‘Ingelanden als uitbaters’, Barendrecht 2003, p. 71;
Thimo de Nijs en Eelco Beukers (red.); ‘Geschiedenis van Holland’, deel 1,  Hilversum 2002, p. 261;
H.P.H. Jansen; ‘Geschiedenis der Middeleeuwen’, Utrecht/Antwerpen 1978, p. 344-346;
‘Dam in de Rotte, het begin van Rotterdam’, brochure van BOOR, Rotterdam 2002