De schepenen
De schout werd bijgestaan door een secretaris en door een aantal heemraden, die na circa 1634 schepenen genoemd werden. In de Barendrechtse ambachten waren er drie tot zes schepenen. Ze werden benoemd door de ambachtsheer. Hij beschouwde hen als vertegenwoordigers van de inwoners. Schout en schepenen zijn te vergelijken met burgemeester en wethouders van tegenwoordig.
Eeuwenlang werden eenvoudige rechtszaken behandeld door schout en schepenen. Dit voorbeeld komt uit de negentiende eeuw.
Met de doktersvrouw naar de bedstee
Op 8 juli 1803 behandelen schout Jan de Raadt en de schepenen van West-Barendrecht een pikante zaak.
Rokus Troost, een 68-jarige inwoner van Carnisse, zou de vrouw van de arts Jacob Feijerabend onzedelijk hebben betast. Troost heeft daarover zelfs een schuldbekentenis ter waarde van vijfhonderd gulden ondertekend.
Troost ontkent nu dat hij iets heeft misdaan. Volgens hem ligt de zaak heel anders. Troost heeft daarom een rechtszaak aangespannen tegen de arts.
Voor de schout en de schepenen van West-Barendrecht verklaart Rokus Troost dat hij in februari van het jaar 1802 ‘eenig ongemak’ heeft aan zijn lip. Met dokter Feijerabend spreekt hij af, dat hij op woensdag of donderdag bij de dokter thuis een zalfje zal halen ‘ten einde zijn lip te smeeren’.
Zo gezegd, zo gedaan. Op woensdag 26 februari rond elf uur luidt Troost de deurbel van het doktershuis. Het dienstmeisje laat hem binnen en leidt hem naar de keuken. Volgens Troost gebeuren er daarna vreemde dingen, maar is het allemaal niet zijn schuld…
In de keuken zit de vrouw van de dokter. Haar man is naar Delft gegaan en komt pas om zes uur thuis, zegt ze. Wil meneer Troost misschien een ‘liqueurtje’ drinken? Nou, daar zegt Rokus Troost geen nee tegen!
Troost blijft een glaasje drinken en knoopt een gesprek aan met de doktersvrouw. Troost weet niet wat er precies in zijn glaasje zit. Wel merkt hij op dat hij ‘onder en na het gebruik daarvan eenige lichthoofdigheid en bedwelming’ voelt.
De vrouw pakt hem onverwachts bij de arm, beweert Rokus Troost. Hij wordt naar een bedstee ‘geleid of voortgetrokken’. De gordijnen van de bedstee zijn al opengeschoven.
De doktersvrouw laat zich dan op de bedstee vallen en….op hetzelfde ogenblik stormt de dokter het vertrek binnen. Hij heeft in de ene hand een pistool en in de andere één of meer messen. De dokter is woedend! Hij roept dat Troost overspel pleegt met zijn vrouw. Hij dreigt Troost te vermoorden als deze niet dadelijk een schuldbekentenis tekent ter waarde van drieduizend gulden.
Troost is door het binnenstormen van dokter Feijerabend ‘zeer ontstelt’, vertelt hij aan de schout en schepenen. Als hij weigert de schuldbekentenis te tekenen, krijgt hij van de dokter klappen met het pistool en een snee met het mes in zijn rechterhand. Op de rechtszitting laat Troost het litteken zien.
Als Rokus Troost niet wil tekenen, roept de dokter het dienstmeisje. Zij moet Dirk van Hulst halen. De dokter gaat intussen door met slaan, vertelt Troost. Hij slaat Troost zelfs op zijn hoofd met ‘eene ijzeren pook uit het kookijzer’.
Het geweld gaat door tot laat in de middag. Dokter Feijerabend slaat erop los, terwijl Dirk van Hulst met woorden probeert om Rokus Troost zover te krijgen dat hij belooft drieduizend gulden te betalen. Uiteindelijk zakt de prijs tot vijfhonderd gulden.
Rokus Troost tekent een schuldbekentenis van vijfhonderd gulden ‘uit vrees voor zijn leven of verdere zware kwetsuren en mishandelingen’. Na het tekenen behandelt de dokter de wonden van Troost.
Troost betoogt tegen de schout en de schepenen dat hij de arts niets schuldig was. Hij is gewoon afgeperst.
Blijkbaar hebben de schout en de schepenen tijd nodig om uit te vinden wie er in deze zaak de waarheid spreekt. Was de dokter oprecht verontwaardigd omdat Rokus Troost aan zijn vrouw zat? Of was Troost gewoon in de val gelokt en werd hij afgeperst?
Pas op 28 november 1803 komen schout en schepenen met hun vonnis. Een half jaar na de rechtszaak. Ze geloven Rokus Troost niet en veroordelen hem tot het vergoeden van de schade aan dokter Feijerabend. Ook moet Troost de kosten van de rechtszaak betalen. Die kosten zullen wel mild worden berekend, belooft schout Jan de Raadt.
Kortom, een pijnlijke zaak voor Rokus Troost. Toch blijft hij een man van aanzien in Carnisse, want van 1811 tot zijn dood in 1813 is hij lid van de gemeenteraad.
A.M. Overwater; ‘Het bestuur van Barendrecht 1811-2001’, Barendrecht 2001, p. 6;
Ingrid Tieleman: ‘Een doktersconsult dat uit de hand liep’, in Contactblad 67, p. 2 – 6, Barendrecht juni 1996;
A.M. Overwater; ‘Het bestuur van Barendrecht 1811-2001’, Barendrecht 2001, p. 72