Bedrijven » Familiebedrijven » Den Otter Verhuizingen

Verhuis- en transportbedrijf Den Otter

Verhuis- en transportbedrijf den Otter bestond in 2013 honderd jaar.

Een paard, een wagen en een golfplaten loods aan de Ziedewijdsedijk 53. Méér hadden de broers Willem en Cornelis den Otter in 1913, volgend jaar een eeuw geleden, niet nodig voor hun ´dagelijksche bodedienst´. Op vrijdag reden ze via Zwijndrecht en het pontveer over de Oude Maas naar Dordrecht, de andere dagen naar Rotterdam.

Barendrecht was in die tijd nog een bescheiden dorp met land- en tuinbouw als belangrijkste activiteiten. Dordrecht en Rotterdam waren hemelsbreed niet ver weg, maar te voet of op de fiets was het toch een hele reis naar de ´grote stad´. Met een auto was het nog wel te doen, maar wie kon zich toentertijd de aanschaf van een automobiel veroorloven?

De bodedienst van de twee broers voorzag dus in een behoefte. Dat hadden ze goed ingeschat. Particulieren en bedrijven die goederen naar één van beide steden moesten versturen of die daar bestellingen bij winkels, een groothandel of een fabriek hadden gedaan, ontdekten weldra het gemak van de nieuwe ´service´, hoewel dit woord toen wellicht nog niet gangbaar was.

Willem en Cornelis den Otter verwierven zich spoedig een betrouwbare reputatie. Klanten konden op hen rekenen. Hun opdrachten werden stipt uitgevoerd. Ze telden de inkomsten van hun bodediensten in stuivers en dubbeltjes. Meer dan een kwart eeuw waren een paard en een wagen hun belangrijkste bedrijfsmiddelen.

Als ze na een lange en zware werkdag in Barendrecht terugkwamen, werd het paard uitgespannen en naar een weitje gebracht; de wagen werd op het erf van Ziedewijdsedijk 43 geparkeerd. Pas in 1939 konden ze zich een vrachtauto permitteren.

Tegenslagen

Tegenslagen bleven echter niet uit. Cornelis overleed en zijn broer Willem werd ziek. Tot overmaat van ramp werd Willems zoon Jan Cornelis gemobiliseerd en gelegerd in de Peel. Er werd een chauffeur in dienst genomen om de vrachtauto te besturen (Willem den Otter heeft de vrachtwagen alleen maar gezien; hij heeft er nooit in gereden). De jongste zoon Pleun werd van de Ulo-school gehaald om de chauffeur de weg te wijzen naar klanten en adressen in Rotterdam.

In het eerste oorlogsjaar met het verwoestende bombardement van de Rotterdamse binnenstad als grootste verschrikking sloeg óók in de familie Den Otter het noodlot toe. Willem den Otter overleed op 53-jarige leeftijd, waarschijnlijk doordat hij na zijn ziekte te vroeg weer aan het werk was gegaan. Hij liet een vrouw en zeven kinderen in groot verdriet en onder moeilijke omstandigheden na.

Na de capitulatie in mei 1940 kwam Jan Cornelis den Otter weer naar huis. Hij nam de plaats van zijn overleden vader in en werd nagenoeg de enige kostwinner van het gezin, ook al omdat een aantal van zijn broers was ondergedoken.

De bodedienst was hem vertrouwd. Sinds de zesde klas van de lagere school werkte hij er als hulpje. Dat was overigens niet zijn keus geweest. Hij had veel liever verder geleerd. Maar daarvoor was geen geld in het kinderrijke gezin.

De broers Jan en Pleun zetten de bodedienst zo goed en zo kwaad als het ging tot 1942 voort. In dat jaar lieten ze hun vrachtwagen onderduiken om te voorkomen dat de Duitse bezetters ermee vandoor gingen. De auto werd in een boerenschuur op het Dorpsplein (thans Doormanplein) gezet en onder balen stro verborgen. Maar vermoedelijk door verraad ontdekten de Duitsers de vrachtwagen en namen die in beslag. 

Bevrijding

Na de bevrijding in 1945 werd de bodedienst weer mobiel met een vrachtwagen uit een legerdump. Het familiebedrijf begon aan een nieuwe fase in zijn toen 32-jarig bestaan. Zakelijk zag de toekomst er veelbelovend uit. Het aanbod van goederen voor transport naar en van Rotterdam was zo omvangrijk dat Dordrecht als bestemming van de bodedienst werd opgeheven.

Het klantenbestand van ´den Otter’s Bodedienst´ was in de naoorlogse jaren gevarieerder dan daarvoor. Barendrecht had in die tijd nog geen apotheek. De bodedienst haalde daarom de door huisartsen voorgeschreven medicijnen op bij een apotheek in Rotterdam-Zuid en leverde die af bij patiënten in Barendrecht.

Voor het toenmalige café Splendid aan de Gebroken Meeldijk vervoerde de bodedienst elke maandagmorgen lege biervaten en kratten met lege flessen naar de Oranjeboombrouwerij in Rotterdam-Feijenoord en bezorgde op de terugweg volle vaten en kratten bij het café.

Voor particulieren haalde de bodedienst geregeld kledingstukken die ze op zaterdag hadden gekocht, op bij modemagazijnen in Rotterdam en leverde die bij hen af. Het openbaar vervoer was in de naoorlogse jaren nog gebrekkig en op de fiets konden een nieuw kostuum of mantel niet zonder kans op een valpartij of beschadigingen worden meegenomen naar huis.

Onder de zakelijke klanten was onder meer de smederij Onnink/annex winkel in ijzerwaren. Voor dit bedrijf haalde de bodedienst enkele dagen per week bestellingen op bij groothandel Reesink aan de Waalhaven; voor slagerij Blijleven bracht de bodedienst messen naar een slijperij nabij het abattoir in Crooswijk. De wasmachinefabriek Velo en het meubelmagazijn Zwaal konden ook steeds op de bodedienst rekenen voor het transport van onderdelen en allerhande goederen. De broers Jan en Pleun maakten de slagzin 'Met den Otter gaat het vlotter' elke dag waar!

Rood vlaggetje

Dagelijkse praktijk was dat de vrachtwagen elke morgen een rondje langs Barendrechtse ondernemingen reed. Op plaatsen die waren gemarkeerd met een rood vlaggetje, werd gestopt om spullen in te laden voor vervoer naar ontvangers in Rotterdam of naar één van de daar gevestigde bodehuizen. In de loop van de middag of avond reed de vrachtwagen terug naar Barendrecht voor de bezorging van goederen die in Rotterdam in de vrachtruimte waren gezet.

Jan den Otter nam in 1947 het bedrijf dat officieel nog op de naam van zijn moeder stond, over. Voor de huur van de loods aan de Ziedewijdsedijk moest hij elke week twee gulden neertellen, contant op de keukentafel. Broer Pleun werd mede-eigenaar van de bodedienst.

Hooimeijer

Met de toenmalige beschuitfabriek Hooimeijer als nieuwe klant werd de bodedienst uitgebreid met een transporttak en een tweede vrachtauto. De fabriek beschikte over eigen vrachtauto’s, maar had daarnaast behoefte aan ingehuurde vervoerscapaciteit. Voor het familiebedrijf was dat het begin van de ´wilde vaart´. Jaren  leverde het in dozen verpakte beschuit op diverse plaatsen in het land af.

Na de watersnoodramp op 1 februari 1953 heeft Jan den Otter dagen lang voorraden van de fabriek naar het veilingterrein in Barendrecht vervoerd om die veilig te stellen voor het dreigende water.

Brandkasten

De brandkastenfabriek Van der Hoven was de tweede en vooral trouwe klant van het transportbedrijf. Bij elkaar zo´n 27 jaar heeft het brandkasten naar afnemers – veelal boeren en tuinders op de Zuid-Hollandse eilanden – vervoerd. Jan den Otter was nooit te beroerd om die zware kolossen te installeren op de plek die de kopers hadden uitgekozen.

De heer Van der Hoven sprak ooit over hem de historische woorden: ´Met een vliegertouw en een stuk hout krijgt hij elke brandkast op zijn plaats.´

Lange dagen

In tegenstelling tot zijn vrijgezelle broer Pleun (hij trouwde pas op zijn zestigste) was Jan den Otter van ´s morgens vroeg tot vaak ´s avonds laat aan het werk. Niets was hem te veel, hij pakte alles aan. Terug van een lange dag achter het stuur, laadde hij op zomeravonden zijn vrachtwagen in met fietsen van mensen die op vakantie gingen. Als zij de andere dag op hun logeeradres arriveerden, stonden hun tweewielers daar al klaar. Een slager die bij een boer een varken voor de slacht had gekocht, deed niet vergeefs een beroep op de aimabele Jan den Otter om het beest te vervoeren. Het was niet verwonderlijk dat het hele dorp hem kende.

Hij was wat men noemt een doener, niet een uitgesproken ondernemer. Voor bijrijders die vaak al op jonge leeftijd in dienst waren gekomen en die na hun achttiende verjaardag achter het stuur wilden, schafte hij een vrachtwagen aan, ook al was dat zakelijk niet helemaal te overzien. Hij verzekerde er zich daarmee van dat een goede medewerker niet naar een concurrent ging, omdat hij daar wél chauffeur kon worden.

Voor administratie en boekhouding had hij weinig tijd. Dat moest op zaterdagmiddag gebeuren. Hij liet dat werk bij voorkeur aan zijn vrouw over, evenals het binnenhalen van transportopdrachten. Zij was er dagelijks mee bezig, met de telefoon – haar belangrijkste gereedschap – onder handbereik. De inzet van de vrachtauto’s en de daaraan gekoppelde organisatie waren haar toevertrouwd. Het was haar verdienste dat de zaken elke dag letterlijk op rolletjes liepen. De taakverdeling tussen vrouw en man was voor iedere ingewijde duidelijk: zij zocht en vond werk, hij was altijd aan het rijden.

Verhuizingen

Aan het einde van de jaren ´50 van de vorige eeuw zorgden de bouwactiviteiten voor onder meer de Rotterdamse woonwijk Lombardijen voor veel werk voor het transportbedrijf. De aanvoer van bouwmaterialen in opdracht van aannemers lag letterlijk op de route tussen Rotterdam en Barendrecht en was bijna dagelijkse routine. Deze transporten waren een welkome compensatie voor het afnemende vervoer van goederen door de bodedienst waarvoor Pleun den Otter verantwoordelijk was.

Met de voltooiing van de woningen in nieuwe wijken van Rotterdam kwamen ook verhuizingen in beeld. Het werd een nieuwe activiteit: den Otter Verhuizingen. Gezinnen die vanuit de stad of elders naar Lombardijen verhuisden, konden op Jan den Otter rekenen. Hij ontpopte zich opnieuw als een man-van-de-praktijk, in het bezit van de gave om te improviseren. Een vermakelijk voorbeeld is de eerste takel waarmee hij meubelstukken omhoog hees en liet zakken. Het bestond uit een fietsvork en een fietswiel. Primitief knutselwerk, zeggen we nu, maar het werkte toen wél.

Jan den Otter had ook een ´eigen techniek´ ontwikkeld om piano’s omhoog of omlaag te takelen. Dat werk was zelfs voor twee gespierde verhuizers te zwaar. Den Otter bond het touw daarom vast aan de verhuiswagen en reed vervolgens heel voorzichtig zo ver weg tot de piano de gewenste verdieping had bereikt. 

Weinig luxe

Weinig of geen luxe, zuinig met de centjes omgaan, geen uitspattingen. De elkaar opvolgende generaties in de familie Den Otter hebben zich altijd stipt aan deze ongeschreven regels gehouden. De loods aan de Ziedewijdsedijk 51 was van 1913 tot 1953 de thuisbasis van de bodedienst. In het laatste jaar verhuisde het bedrijf naar een woning aan de Kerkweg. De woonkamer was tevens kantoor en de vrachtauto’s werden aan het einde van de dag en in de weekeinden in de straat geparkeerd. Niemand had daar in die tijd aanmerkingen op.

In 1966 volgde de verhuizing naar het Kervellaantje. Ook daar was het kantoor aan huis, eerst op de begane grond, later in een slaapkamer op de eerste verdieping. De straat was opnieuw de parkeerruimte voor de vrachtwagens.

Het verhuisbedrijf was inmiddels sterk gegroeid en daarmee tevens de behoefte aan opslagruimte voor onder meer meubels. Vindingrijk als hij was huurde Jan den Otter voor dat doel van de woningbouwvereniging Patrimonium een aantal garageboxen aan de Lavendelhof. De boxen stond leeg, omdat autobezit in die jaren nog lang niet algemeen was. Toen er voor de eerste keer meubels werden opgeslagen, bleek dat buizen van de centrale verwarming door de boxen werden geleid. Daarmee kon den Otter Verhuizingen met recht zeggen over de eerste geconditioneerde opslagruimte van Barendrecht te beschikken.

Derde generatie

Met de komst in 1973 van de toen 24-jarige Wim den Otter – kleinzoon van grondlegger Willem den Otter en zoon van Jan den Otter – trad een vertegenwoordiger van de derde generatie in het familiebedrijf aan. ´Het was voor iedereen vanzelfsprekend dat ik een plaats in het bedrijf kreeg. Ik was de oudste zoon, er werd verder niet over gepraat,´ zegt hij.

Net als indertijd zijn vader was hij van jongsaf opgegroeid in de onderneming. Maar waar zijn vader vanwege financiële redenen niet verder had mogen leren, had Wim den Otter wél het HBS-diploma en vervolgens het diploma HEAO-bedrijfseconomie behaald en daarna een aantal degelijke (vak)studies voltooid, voordat hij in het familiebedrijf aan de slag ging. Als reserveofficier bij de Aan- en Afvoertroepen (AAT) had hij toen al een militair transportbedrijf geleid. Met die ervaring stond daarna de deur van een Rotterdams transportbedrijf voor hem open om zich verder te bekwamen.

Als opvolger van zijn vader werd Wim den Otter directeur van het transportbedrijf. Jan den Otter bleef tot zijn 68ste jaar (!) verantwoordelijk voor de verhuizingen. Dat betekende overdag achter het stuur van de verhuiswagen en sjouwen met meubels en zware dozen en ´s avonds na de warme maaltijd ´in het nette pak´ langs mensen die een verhuizer zochten. (Nadat hij in 1988 óók de verhuizingen aan zijn zoon had overgedragen, was hij – tot zijn overlijden op 89-jarige leeftijd in 2005 – nog vaak in het bedrijf – gecertificeerd als Erkende Verhuizers – te vinden).

Groente en fruit

Wim den Otter ging voortvarend aan het werk met het werven van klanten voor het transportbedrijf. De eerste nieuwe opdrachtgever was Bakker Barendrecht Transport. Het klikte meteen tussen beide ondernemingen, mede vanwege de transportkennis die Wim den Otter met zijn opdrachtgever deelde. Inmiddels vervoert den Otter al veertig jaar groente en fruit voor Bakker.

Kort na zijn aantreden nam Wim den Otter met instemming van zijn vader en oom Pleun het initiatief om het familiebedrijf – een vennootschap onder firma – om te zetten in een besloten vennootschap, met de naam ´den Otter Verhuizingen en Transporten´. Jan, Pleun en Wim den Otter waren de drie directeuren en eigenaren van de BV. (Wim den Otter werd alleen-eigenaar van de onderneming, nadat hij achtereenvolgens de aandelen van zijn oom en zijn vader had overgenomen).

Halverwege de jaren ´80 werd de bodedienst – de oorsprong van het familiebedrijf – opgeheven. Pleun den Otter die zich altijd alleen met deze tak van het bedrijf had bemoeid, stopte ermee. Er was bij wijze van spreken geen droog brood meer mee te verdienen. Hij had het zo lang kunnen volhouden, omdat de kosten  laag waren. Maar op een gegeven dag werd besloten de stekker eruit te trekken. De winstgevendheid was diep gezakt. (Pleun den Otter is in 2000 op 75-jarige leeftijd overleden).

Nieuwbouw

De eerste grote uitbreiding van het familiebedrijf was in 1986 met de bouw op eigen grond van een pand op het bedrijventerrein Dierenstein. De nieuwbouw aan het Zuideinde omvatte het kantoor, de temperatuur geregelde opslagruimte voor inboedels en een wasruimte voor zowel het eigen rollend materieel (veertien vracht- en verhuiswagens) als voor bedrijfsauto´s van derden.

De geschiedenis herhaalde zich min of meer. Waar in de jaren ´50 en ´60 de nieuwbouw in Rotterdam-Zuid de basis was voor de oprichting van het verhuisbedrijf, zorgden de uitbreiding van Barendrecht en later de voltooiing van de Vinex-lokatie Carnisselande voor een hausse aan opdrachten. De huisvesting op Dierenstein werd snel te krap. Een aanzienlijk groter pand was noodzakelijk. Wim den Otter kreeg daarvoor een plek aangeboden op het nieuwe bedrijventerrein Barendrecht-Noord (Fennaweg). (Het verhuisbedrijf en de transportonderneming waren toen al in twee aparte BV´s ondergebracht onder het dak van W. den Otter Beheer BV als houdstermaatschappij).

Het imposante pand werd in 2009 feestelijk in gebruik genomen. Voor Wim den Otter ging daarmee een droom in vervulling. In de bijna twintig meter hoge, grijze loods, uitgerust met een inpandige kraan, kreeg hij de mogelijkheid om meer dan tweehonderd containers op te stapelen en geconditioneerd te bewaren. Dat betekende een aanzienlijke uitbreiding van de dienstverlening voor tijdelijke of langdurige opslag van inboedels en archieven voor particuliere en zakelijke klanten.

Het transportbedrijf kreeg op de nieuwe vestiging een overslagloods en een ruim parkeerterrein ter beschikking.

Onderscheiding

Een week na de officiële opening was het opnieuw feest. Wim den Otter werd benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau voor onder meer zijn langdurige activiteiten als bestuurslid en voorzitter (sinds 1993) van de Vereniging Barendrechtse Ondernemers (VBO) en als landelijk voorzitter van de Organisatie van Erkende Verhuizers.

Burgemeester Jan van Belzen die hem de versierselen opspeldde, typeerde Ridder den Otter als ´iemand die een grote rol speelt in het verbinden van mensen´. ´Hij heeft de gave om precaire zaken op een bijzonder charmante wijze aan de orde te stellen, waardoor meningsverschillen bespreekbaar worden en problemen kunnen worden opgelost,’ aldus de eerste burger van Barendrecht.

Opvolging

Begin 2012 zijn de zonen Jan Willem (35) en Koos (33) van Wim den Otter directeur geworden van respectievelijk het verhuisbedrijf en het transportbedrijf. Samen zijn de broers eigenaar van een BV die het overkoepelende dak boven beide ondernemingen is. Zij zijn verantwoordelijk voor de operationele activiteiten.

Hun vader (63) - ´Ik ben voor de helft gepensioneerd´ - heeft een stap teruggezet en aldus ruimte gemaakt voor zijn opvolgers. Hij is nog wel eigenaar van de nieuwe vestiging, evenals van het wagenpark (23 vrachtauto’s) en ander materieel. De ondernemingen van zijn zoons huren het kantoor, de opslagruimte en het rollend materieel van hun vaders BV. Als nieuw materieel wordt aangeschaft, nemen de broers dat voor hun rekening.  ´Den Otter´ is dus nog steeds een familiebedrijf. Alleen zijn de structuur en organisatie aan een nieuwe situatie aangepast.

Jan Willem en Koos den Otter hebben na hun voltooide studies, evenals indertijd hun vader, alle hoeken en gaten van het bedrijf verkend en van alles aangepakt. De oudste van het tweetal werkt al zeven jaar in de onderneming. Hij is met zijn logistieke achtergrond verantwoordelijk voor de verhuizingen. In deze functie stuurt hij de acquisitie (o.a. zijn vader) en de uitvoerende verhuisploegen aan. Verder behandelt hij aanvragen voor verhuisopdrachten en volgt hij die tot de klant met een tevreden gevoel terugkijkt op een verzorgde verhuizing.

Zijn jongere broer (bedrijfskunde en informatica) is sinds drie jaar in het bedrijf en is onder meer aanspreekpunt voor de transportafdeling. Transportman Ruud Kooijman is ruim 35 jaar in dienst van het bedrijf. Hij volgde de ´klassieke route´ via verhuisassistent en chauffeur naar de planning. Administrateur Huibert van der Meer completeert inmiddels 16,5 jaar de bezetting in het kantoor.

Koos den Otter begon tijdens zijn HEAO-opleiding als chauffeur. Voordat hij bij het bedrijf kwam, had hij banen in de IT bij eerst een verzekeringsmaatschappij en daarna een bank. Bij het familiebedrijf is hij óók verantwoordelijk voor onder meer financiële zaken, de huisvesting en de verzekeringsportefeuille.

Vader Den Otter heeft de zaken met een gerust hart aan zijn opvolgers overgedragen, in het vertrouwen dat zij het familiebedrijf met bijna veertig medewerkers voortzetten volgens hun eigen inzichten, maar wél in zijn geest. Zelf doet hij het kalmer aan. Hij zit niet meer elke dag aan zijn bureau of achter het stuur op weg naar opdrachtgevers en relaties. Maar voor advies is hij altijd bereikbaar.

Het is wellicht te veel gezegd dat beide broers, gezien de huidige economische omstandigheden, in een gespreid bedje zijn gestapt. Maar het valt niet te ontkennen dat ze de verantwoording op zich hebben genomen voor twee bedrijven met een uitstekende reputatie. Hun startpositie is in elk geval een heel stuk comfortabeler dan die van hun overgrootvader Willem en oom Cornelis, honderd jaar geleden de grondleggers van het familiebedrijf.

Wat zouden die ´founding fathers´ overigens vreemd hebben opgekeken, als ze de spelers van het eerste elftal van de voetbalvereniging Barendrecht hadden zien spelen in shirts met hun naam: ´Verhuizingen den Otter´. 

Hofleverancier

Sinds 13 november 2015 mag het bedrijf zich Hofleverancier noemen. Een onderscheiding waarvoor alleen bedrijven van meer dan honderd jaar een aanvraag kunnen doen. Bedrijf en bestuurders moeten van onbesproken gedrag zijn en een zeer belangrijke plaats in de streek innemen. De toekenning gebeurt ‘Bij Koninklijke Beschikking’.

bron

Dit verhaal verscheen eerder in het Contactblad, 2012, aflevering 4. De auteur is Wim de Regt.