Het bestuur (3)
De Riederwaard was al in de 13e eeuw verdeeld in heerlijkheden Het is ook vandaag nog mogelijk om aan te geven waar de drie Barendrechtse heerlijkheden lagen. Op de plaats van de gedeeltelijk verdwenen Carnisseweg lag de grens tussen Carnisse en West-Barendrecht. De Barendrechtseweg was zo’n grens tussen West-Barendrecht en Oost-Barendrecht.
De bewoners van de Riederwaard hadden dus vooral te maken met de ambachtsheren. Toch was de rol van de graaf van Holland nog niet uitgespeeld. Hij bleef immers de leenheer van de ambachtsheer.
Toen de Riederwaard in december 1287 en januari 1288 overstroomde, bemoeide graaf Floris V zich er dan ook mee. Hij besliste dat de dijk hersteld moest worden. Ook bepaalde hij dat de Riederwaard een heemraadschap werd. Dat heemraadschap is te vergelijken met een modern waterschap, dat moet zorgen voor goede dijken. De graaf bepaalde dat alle ambachten in de Riederwaard moesten meebetalen als ergens de dijk doorbrak.
De Noldijk bestond al in 1288 en herinnert nog aan de dijk rond de Riederwaard waar graaf Floris V zich mee bemoeide. De Noldijk was een deel van de dijk rond de Riederwaard.
Bijna honderd jaar later dreigde de dijk rond de Riederwaard te bezwijken.
Inwoners en heemraadschap hadden samen moeten zorgen voor een sterke dijk. Verschillende malen in de 14e eeuw was de dijk na een doorbraak hersteld. In 1330 was de nood zo groot, dat graaf Willem III de grondbezitters vrijstelde van het betalen van belasting. Ze konden het geld dan gebruiken voor de dijk.
In de loop van de eeuw ging het steeds slechter met de dijk rond de Riederwaard. Vanaf 1373 werd de polder geteisterd door verschillende grote overstromingen. De dorpjes met hun kerken verdronken. De overgebleven bewoners zochten op hoger gelegen plaatsen hun toevlucht.
Vertegenwoordigers van de graaf reisden eind 1374 en begin 1375 naar Carnisse om te spreken over het herstel van de dijk. Het was te laat. In oktober 1375 overstroomde de Riederwaard weer.
In 1388 beval graaf Albrecht de ambachtsheren in de Riederwaard om mee te werken aan het herstel van de dijken. Als ze daartoe niet in staat waren, moesten ze hun ambacht aan hem teruggeven. Alle pogingen van de graaf om het land weer droog te krijgen, mislukten. Het zou daarna nog heel lang duren voordat het verloren gegane land weer bedijkt was.
A.M. Overwater: ‘Wapens en vlaggen’, Barendrecht 1999, p.9;
chronologisch digitaal overzicht Corrie Ratsma;
Petra J.E.M. van Dam; ‘Schijven en beuken balken’, in ‘Ingelanden als uitbaters’, Barendrecht 2003, p. 27, 33, 38;
J. Schop: ‘Verleibrief 18 februari 1264, in Contactblad nr. 13, Barendrecht, december 1982, p. 7