Bestuur » De Riederwaard » Het bestuur » Het bestuur (1)

Het bestuur (1)

Zo’n achthonderd jaar geleden werd de streek waar wij wonen al bewoond. Maar een gemeente Barendrecht, een burgemeester of een gemeentehuis waren hier niet te vinden.

In de grote polder de Riederwaard lagen op de plaats van het tegenwoordige Barendrecht toen drie ‘heerlijkheden’: Oost-Barendrecht, West-Barendrecht en Carnisse.

Een heerlijkheid was een gebied dat door de Graaf van Holland in leen was gegeven aan een heer. Zo’n heerlijkheid heette ook wel ‘ambacht’. De heer werd ‘ambachtsheer’ genoemd. Na zijn dood kon een zoon of dochter het ambacht in leen krijgen. De heer mocht zijn heerlijkheid ook verkopen.

In een ambacht was de ambachtsheer de baas. Er waren ook ambachtsvrouwen. De schout was de plaatsvervanger van de ambachtsheer. Hij zorgde onder meer voor de orde.

Rond het jaar 1000 werd in deze streek het drassige land geschikt gemaakt voor landbouw en bewoning. Alle ‘woeste grond’ was eigendom van de Duitse keizer. Leenmannen van de keizer, zoals de graaf van Holland en de bisschop van Utrecht gaven ‘woeste gronden’ uit om te ontginnen.

Wie een stuk grond had ontgonnen, kon dat in gebruik nemen. Maar….daar moest wel iets tegenover staan. Hij moest bijvoorbeeld de graaf bijstaan als het oorlog was. Ook deelde de graaf mee in de opbrengst van het land.

Later werden de mannen die de grond bedijkten vaak tot ambachtsheer benoemd.

Zo werd de streek tussen de Waal en de Devel in de elfde eeuw ontgonnen onder leiding van het klooster Hohorst te Amersfoort (later werd dit de Sint Paulusabdij in Utrecht). Het klooster had dit gebied in leen gekregen van bisschop Ansfried van Utrecht.

Rond 1322 werd de Zwijndrechtse Waard getroffen door grote overstromingen. Zo’n tien jaar later kreeg het gebied een ringdijk, dat was een dijk om het gebied heen. De bedijkers werden ambachtsheren.

Tegenwoordig liggen in de Zwijndrechtse Waard de plaatsen Zwijndrecht, Heerjansdam en Hendrik-Ido-Ambacht. Die laatste naam herinnert nog aan de tijd dat er ambachten en ambachtsheren waren.

Terwijl in de Zwijndrechtse Waard druk werd gewerkt aan het ontginnen van de woeste grond, zat men ook in het latere Barendrecht niet stil. Ook hier kreeg de Sint-Paulusabdij veel te vertellen. In 1100 was er al het dorpje Carnisse, dat een kerk had. We weten dat, omdat in 1100 bisschop Burchard van Utrecht de kerk schenkt aan die Sint-Paulusabdij te Utrecht. Waar de kerk van Carnisse precies gestaan heeft, weten we niet.

Door het ontginnen van land en het aanleggen van dijken ontstond de Riederwaard. Deze polder werd voor het eerst vermeld in een oorkonde uit 1214.

Verloofde van vijf jaar oud

De oorkonde waarin voor het eerst de Riederwaard wordt genoemd, heeft te maken met een huwelijk.

Op 5 november 1214 wordt afgesproken dat Floris, de zoon van graaf Willem I, later zal trouwen met Machteld, de dochter van hertog Hendrik van Brabant. In een huwelijksverdrag wordt opgeschreven  dat vanaf de dag van het huwelijk graaf Willem elk jaar 500 Hollandse ponden zal betalen aan Machteld. Het geld moet komen uit de inkomsten die hij heeft uit een groot aantal stukken grond. Eén daarvan is de ‘Rederwerd’, de Riederwaard dus.

Floris is op deze 5 november 1214 trouwens nog geen vijf jaar oud. Afgesproken wordt dat het paar pas zal trouwen als ze de huwbare leeftijd bereikt hebben. Machteld moet dus nog even op haar Hollandse ponden wachten.

Floris wordt later graaf Floris IV. Hij heeft zich erg ingespannen voor het verbeteren van de dijken in Holland. Floris heeft niet lang geregeerd. Blijkbaar heeft hij niet voldoende aan gravin Machteld, want op reis in Corbie in Picardië (een streek in Frankrijk)  krijgt hij een oogje op een jonge gravin.

Wat er precies tussen die twee is gebeurd, weten we niet. We weten wel dat de man van de gravin woedend is. En wat doet een middeleeuwse ridder dan? Hij organiseert een steekspel. Dat is een feestelijke gebeurtenis waarin ridders het tegen elkaar opnemen, zonder de bedoeling om elkaar te verwonden. Bij het steekspel wordt de 24-jarige Floris ‘per ongeluk’ gedood door zijn tegenstander.

Overigens, de zoon van Floris IV is graaf Willem II. Hij is op zijn beurt weer de vader van de bekende graaf Floris V.

bron

S.J. Fockema Andreae: ‘Willem I en de Hollandse hoogheemraadschappen’, Wormerveer 1954, p. 55-58