Van Beverenvliet

Cornelis van Beveren (1568-1641) was gehuwd met Alida van Barendrecht, de ambachtsvrouwe van Oost-Barendrecht.
Hun zoon Abraham van Beveren (1604 – 1663) werd in 1640 ambachtsheer van Oost-Barendrecht, als opvolger van zijn moeder. Hij kocht in 1643 de heerlijkheid West-Barendrecht erbij van de familie van Frederik Wilhelm van Bronkhorst.
Abraham van Beveren krijgt in 1649 samen met Cornelis Musch, de ambachtsheer van Carnisse, toestemming om de Zuidpolder te bedijken. Ze krijgen die vergunning van de Staten van Holland en West-Friesland. Omdat de ambachtsheren veel kosten moesten maken voor het bedijken, hoefden ze minder belasting te betalen.
Abraham van Beveren overleed in 1663 kinderloos. Zijn erfgenamen droegen in 1698 het ambacht West-Barendrecht over aan Cornelis de Roovere, neef van Abraham.
Oost-Barendrecht werd na de dood van Abraham van Beveren in 1663 geërfd door zijn broer Jacob. In 1676 erfde zijn dochter Lidia van Beveren het. Zij trouwde in 1665 met Nicolaas van der Dussen.
Dat is een lang verhaal, dat eigenlijk begint in 1581. In dat jaar werd de Spaanse koning Philips II afgezworen als graaf van Holland. De Staten van Holland en West-Friesland werden toen het hoogste gezag. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ontstond.
Voorname families streefden er in deze tijd naar om invloed te krijgen op het plaatselijke en het landelijke bestuur. Daarvoor was het nodig dat ze een belangrijke afstamming konden tonen. Ook was het familiewapen belangrijk en de rechten die een familie bezat. Rijke families gingen daarom op zoek naar hun afstamming.
Eén van die rijke families van deze tijd was het geslacht Van Beveren in Dordrecht. Ze verdienden hun geld in de wijnhandel en de kuiperij. Dat laatste was het maken van houten vaten, bijvoorbeeld voor wijn. Aan het eind van de zestiende eeuw kregen leden van de familie belangstelling voor bestuurlijke ambten. Dat kon zijn een ambt in het stadsbestuur, in een heemraadschap (= waterschap), een liefdadigheidsinstelling of bijvoorbeeld een functie als baljuw of ambachtsheer. Ook een ambt in het landsbestuur als afgevaardigde in de Staten van Holland en West-Friesland werd zeer aantrekkelijk gevonden. Het verdiende bovendien minstens zo goed als de handel!
De zeventiende eeuw wordt ook wel de Gouden Eeuw genoemd. Waarom? Daar wisten families als de Van Beverens alles van. Al aan het eind van de zestiende eeuw begonnen handel en nijverheid op te bloeien. De Verenigde Oostindische Compagnie werd opgericht. Ook daar waren bestuurders nodig.
Er kwam meer welvaart. Wie het kon betalen, liet een fraai stadshuis voor zichzelf bouwen en zo mogelijk ook een mooi buitenhuis. De huizen werden mooi gemeubileerd. Ook kwamen er portretten van de familie te hangen, gemaakt door bekende kunstschilders. Door te trouwen met een rijke partner kon je je bezit en invloed verder uitbreiden.
Willem van Beveren kocht in 1593 en 1594 twee ambachten in de Zwijndrechtse Waard. Blijkbaar waren de inkomsten van een ambachtsheer aantrekkelijk. Van Beveren kocht voor weinig geld (hij was koopman!) het kasteeltje Develsteyn, dat in 1572 door de Spanjaarden of de geuzen was verwoest. Wie de schuldige was van de vernieling van het kasteeltje is niet meer te achterhalen. Dat het bouwwerk in 1572 werd verwoest, staat vast.
Willem en later z’n zoon Cornelis lieten de ruïne restaureren. Ze maakten van Develsteyn het buiten van de familie. Ze ontvingen er dichters, geleerden en zeker ook geleerde geschiedkundigen. Die konden immers helpen met het uitzoeken van hun voorgeslacht. Als gevolg van deze geleerde bezoeken werd het familiewapen van de Van Beverens iets gewijzigd.
In Zwijndrecht en Oost-Barendrecht werd het familielid Cornelis van Beveren in 1629 ambachtsheer. Dat werd hij door zijn huwelijk met Alida van Barendrecht, dochter van ambachtsheer Arent Maertensz.
Hun zoon Abraham, neef van Cornelis op Develsteyn, stimuleert het zoeken naar de herkomst van de familie Van Beveren. Hij en z’n broer Jacob veranderen dan ook (net als neef Cornelis) het familiewapen.
Wie carrière wil maken, moet goed voor de dag komen. Daar hoort ook studie bij. Beide neefs zijn meester in de rechten en hebben een schitterende loopbaan. Ze zijn niet alleen actief in het plaatselijk bestuur, maar ook landelijk en zelfs als diplomaat in het buitenland.
In 1640 wordt Abraham van Beveren de volgende ambachtsheer van Oost-Barendrecht.
Abraham van Beveren wordt in januari 1604 gedoopt in Dordrecht. Op 26-jarige leeftijd is hij al schepen (een soort wethouder) van Dordrecht. Op z’n 39e is hij voor het eerst burgemeester. Hij wordt daarna vaker gekozen tot burgemeester. Ook dient hij het stadsbestuur in andere functies. Verder is Abraham afgevaardigde in de Raad van State, de Staten van Holland en West-Friesland en zelfs in de Staten-Generaal, het hoogste bestuurscollege van het land.
In 1629 trouwt Abraham met de 20-jarige Susanna de Velare uit Amsterdam. Zij overlijdt nog in datzelfde jaar. Later hertrouwt hij met Elisabeth Ruysch, zijn achternichtje uit Dordrecht. Elisabeth is afkomstig van de familie die Develsteyn bezit.
In 1640 volgt Abraham zijn moeder Alida van Barendrecht op in de ambachtsheerlijkheid Oost-Barendrecht. Hij koopt in 1643 van de familie van Frederik Wilhelm van Bronkhorst het ambacht West-Barendrecht erbij. Zijn invloed in Barendrecht neemt daardoor flink toe.
Van Beveren maakt ook buiten Barendrecht carrière. In 1657 wordt hij als diplomaat naar Munster gezonden. Ook komt hij in de commissie die de opleiding van Willem III moet bepalen. Deze Willem III wordt later stadhouder en in 1689 zelfs koning van Engeland. Abraham bemoeit zich verder met verdedigingswerken in de Hoeksche Waard. Hij heeft ook zorg voor de dijken in de Hoeksche Waard en de Zwijndrechtse Waard.
In Dordrecht bewoont Abraham van Beveren het huis ‘Drenkwaard’ in de Wijnstraat. Bij Barendrecht bezit hij een hofstede aan de Rhoonse kant van de Korte Koedoodsedijk. Of hij daar ook gewoond heeft, weten we niet.
In 1982 heeft de Historische Vereniging Barendrecht bodemonderzoek gedaan aan de Korte Koedoodsedijk. Daar werden de fundamenten teruggevonden van het huis van Abraham van Beveren. Dit stukje land stond bij de mensen in de omgeving bekend als de ‘steebogaardwei’. Het woordje ‘stee’ herinnerde aan de boerderij die daar ooit had gestaan, zo bleek uit het bodemonderzoek.
Behalve de fundamenten van het huis werden ook zaken als een olielampje, plavuizen, een kamerpo en een waterput gevonden. Een aantal voorwerpen is tegenwoordig tentoongesteld in D’Ouwe School.
Aan het eind van zijn leven liet Abraham van Beveren in Dordrecht een nog mooier huis bouwen in de Wijnstraat. Volgens de Dordtse VVV heeft dat huis te maken met een weddenschap die drie broers Van Beveren in de 17e eeuw met elkaar aangingen. Wie van de broers bouwt het fraaiste huis en….wie durft daar de meest gewaagde versiering op aan te brengen?
De eerste broer laat een vrijende zeemeermin en zeemeerman op zijn huis aanbrengen. De tweede, Abraham, laat voor zijn gevel een beeldje van een mollig naakt jongetje maken. Dat was blijkbaar zo erg, dat zijn huis ‘De Onbeschaamde’ genoemd werd. Toen eeuwen later koningin Emma en het prinsesje Wilhelmina een bezoek brachten aan Dordrecht, kreeg het ‘blote’ beeldje een keurige oranje sjerp om!
En wat deed de derde broer? Dat moet wel heel erg geweest zijn, want die versiering is…verdwenen.
Zoals wel meer mooie verhalen, is dit verhaal van de Dordtse VVV niet helemaal waar. Abraham van Beveren had maar één volwassen broer, Jacob.
Arie Verhoeven: ‘Dit boek past in ieders straatje’, Barendrecht 2005, p. 14;
A.M. Overwater: ‘Straatnamen in Molenvliet’, in Contactblad 8e jaargang nr. 29, p. 8, Barendrecht 1986;
A.M. Overwater: ‘Wapens en vlaggen’, Barendrecht 1999, p.21;
J.W. Regt; ‘Geschied- en aardrijkskundige beschrijving van den Zwijndrechtschen Waard, den Riederwaard en het land van Putten over de Maas’, Zwijndrecht 1848, p.174, 175;
‘Het oude pand aan de Korte Koedoodsedijk’, in De Schakel, Barendrecht 8 april 1982;
‘Historische Vereniging doet interessante vondst’, in Rotterdams Nieuwsblad, 18 maart 1982;
Jhr. Mr. M.A. Beelaerts van Blokland, De Nederlandsche Leeuw, maandblad van het Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde, LXIe jaargang sept.-dec. 1943, kolom 161 – 168, LXIIe jaargang, juli-sept. 1944, kolom 83, 84, 131 – 133;
VVV-materiaal, Dordrecht;
J.E.J. Blinde: Overzicht van ambachtsheren en –vrouwen, bij HVB;
J.P. Rijnsburger: ‘Inventaris van het archief van de Zuidpolder’, Zoetermeer 1969, p.IV;
K. Brinkman: ‘Geus gevreesd en Spaans benauwd’, Alblasserdam 2006, p. 114;
F. Jorissen: ‘Het Hoogheemraadschap van de Zwijndrechtse waard, februari 1331 – februari 1955’, Hendrik-Ido-Ambacht 1955, p. 35 en tekst afbeelding Develsteyn